Het debat over internet en samenleving is in het afgelopen jaar behoorlijk gekanteld. En dat komt zeker niet in de laatste plaats door de onthullingen van Edward Snowden.

Bij de opkomst van het internet eind vorige eeuw waren er nog vooral hoge verwachtingen over het ontregelende en anarchistische karakter ervan. Burgers konden immers onbeperkt content delen en het was maar zeer de vraag of uitgevers daar in de toekomst nog iets over te zeggen zouden hebben. Anonimiteit leek op het web gewaarborgd zodat iedereen zich ongehinderd vrij kon uitspreken. Een walhalla van vrije meningsuiting, met wel als keerzijde dat zich ook trollen gingen manifesteren. Maar daar was niets tegen te doen. Internetbedrijven stonden symbool voor de nieuwe samenleving die zich aandiende. Ze doorbraken verstarde structuren en stelden daar horizontale verbanden zonder hiërarchie voor in de plaats. Zo werd Google geprezen omdat alle medewerkers een deel van hun tijd konden besteden aan projecten die ze zelf interessant vonden. Een radicale breuk met het streven naar efficiency van meer traditionele bedrijven. In plaats van bestaande producten beter en goedkoper te maken, richtten ze zich op geheel nieuwe.
In meer recente jaren begon het beeld al wat te draaien. Kleine bedrijfjes begonnen als David, maar  groeiden soms uit tot Goliath. En begonnen ook meer te lijken op traditionele bedrijven. Zo voerde Google de mogelijkheid voor medewerkers om naar hartelust wat aan te klooien geruisloos af. Ook werd duidelijk dat bepaalde bestaande structuren nog lang niet uitgespeeld waren. Google en Facebook doorbraken de natiestaat niet, maar bleken te buigen voor nationale wetten en regels.  Uiteindelijk bleken deze bedrijven gewone advertentieverkopers die net als andere deelnemers in het economische verkeer aan de wet gehouden konden worden. Op verzoek van dictators werden zoekresultaten gefilterd en content geweerd.

En toen kwamen de onthulling van Snowden dat Amerikaanse bedrijven werden gedwongen achterdeurtjes te maken in hun software en hardware om de NSA inkijk te kunnen geven in het dataverkeer via internet. Op een schaal die ook veel sceptici verbaasde.

De reacties van het grote publiek bleven lauw, een volksoproer bleef uit. En mensen bleven gewoon hun smartphone gebruiken en gegevens uploaden naar app fabrikanten en bleven hun data opslaan in de cloud. Is dit uit onwetendheid? Zouden alle Iphones net als sigaretten een verplicht waarschuwingsvignet moeten hebben?  Arjen Kamphuis suggereerde de volgende tekst: ‘deze telefoon brengt u en uw privacy ernstige schade toe’. Of is het gewoon onverschilligheid en het idee dat al die spionage niet over hen gaat?

Toch is het debat duidelijk gekanteld. Het debat over internet gaat nu over beveiligde verbindingen die niet onder controle staan van de overheid in de VS. Over maatregelen die de Nederlandse en Europese overheden kunnen nemen om machtsmisbruik te voorkomen. En ik voorspel u: de komende jaren gaan we ook minder horen over de netwerksamenleving en horizontale zelforganisatie.