Journalistiek is van grote waarde in een democratie. Burgers hebben baat bij een betrouwbaar en divers aanbod van informatie, nieuws en opinie. Goede journalistiek stelt burgers zo in staat een tegengeluid te laten horen – en levert daar zelf ook een belangrijke bijdrage aan. Door snelle ontwikkelingen in het medialandschap is het onduidelijk hoe de journalistiek haar democratische functies in de toekomst vorm zal geven. In het veranderend medialandschap past het de overheid niet te sturen op specifieke media. Over de rol die de overheid wel in kan nemen spreekt de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) zich uit in het briefadvies ‘Meerstemmigheid laten klinken. Journalistiek in een veranderend medialandschap’.

De nieuws- en informatievoorziening voor burgers verandert. In het digitale medialandschap hebben mensen sneller, eerder en vaker toegang tot een meer divers aanbod aan informatie. Bovendien kan iedereen eenvoudig een bijdrage leveren aan het publieke debat: door het debat zelf met informatie te voeden of door bij te dragen aan de duiding van het debat. Dat geldt voor voorstanders, maar ook voor tegenstanders: een tegengeluid laten horen is in het digitale tijdperk makkelijker dan ooit. Dat is niet alleen een verrijking van het journalistieke medialandschap, het is ook winst voor onze democratie.

Vanuit democratisch oogpunt zijn er ook zorgen over de ontwikkelingen in het medialandschap. Het is nog onduidelijk of digitale platforms voldoende in staat zullen zijn om zwakke plekken op te vullen die ontstaan zijn door veranderingen in de positie van massamedia. Op lokaal niveau valt de traditionele nieuws- en informatievoorziening steeds vaker weg. Als er geen of nog maar één onafhankelijke verslaggever op de raadstribune zit kan daarmee ook de controle op de democratische besluitvorming in het nauw komen.

De neiging om als overheid vanwege deze zorgen interventies te plegen is misschien wel begrijpelijk, maar ze moet daarbij niet voorbijgaan aan de ontwikkelingen in het medialandschap. Dat betekent dus dat de rol van de overheid niet langer gericht moet zijn op specifieke (massa)media of een specifieke beroepsgroep. De overheid dient een rol te kiezen die relevant is in een veranderend medialandschap. Schaarste van distributiekanalen is geen valide motief voor overheidsingrijpen meer. Bovendien zijn aard en richting van technologische ontwikkelingen nog lang niet uitgekristalliseerd, hetgeen voor technologie-neutraliteit pleit. Het is in de eerste plaats aan burgers en bedrijfsleven om journalistieke producten te innoveren en nieuwe verdienmodellen te ontwikkelen. Pas wanneer journalistiek haar democratische functies dan onvoldoende blijkt te kunnen vervullen is overheidsingrijpen te legitimeren. De overheid moet daarom scherp in de gaten houden of er zwakke plekken in het informatieaanbod ontstaan. Is dit het geval, dan kan ze daar bijvoorbeeld via een onafhankelijk fonds een vangnet voor bieden. Om goede journalistiek te bedrijven zijn niet alleen voldoende capaciteit en middelen nodig, maar ook voldoende toegang tot informatie. De overheid dient haar eigen informatie daarom zo actief en transparant mogelijk aan burgers ter beschikking te stellen.